Naar topnavigatiemenu Naar hoofdnavigatiemenu Naar hoofdinhoud
Patiëntenfolder

Vroeg Intensive Neurorevalidatie

Herstel na hersenletsel

Uw kind ligt op de Intensive Care. Dit komt doordat uw kind ernstig hersenletsel heeft opgelopen. We gaan uw kind behandelen met Vroeg Intensieve Neurorevalidatie. Dit kan uw kind helpen bij het herstel. Hier vertellen we u meer over deze behandeling.

Download PDF

Over hersenletsel

Over de hersenen

De hersenen zijn een belangrijk orgaan. De hersenen zorgen bijvoorbeeld dat we zien, ruiken, denken, praten, voelen en bewegen. De hersenen zorgen dat we ons bewust zijn van onszelf en van onze omgeving.

Wat is hersenletsel?

De hersenen van uw kind zijn beschadigd geraakt. Dit noemen we hersenletsel. De oorzaak hiervan verschilt per kind. Dit kan bijvoorbeeld komen door:
  • een ongeluk
  • een ontsteking in de hersenen
  • zuurstofgebrek in de hersenen

Wat zijn de gevolgen?

Schade aan de hersenen kan zorgen voor:
  1. Verlies van bewustzijn. Hieronder leest u hier meer over.
  2. Niet aangeboren hersenletsel (NAH). Verderop in de tekst leest u hier meer over.

Verlies van bewustzijn

Uw kind is buiten bewustzijn geraakt door het hersenletsel. Uw kind is zich niet meer bewust van zichzelf en de omgeving. Uw kind reageert niet meer op prikkels. Bij prikkels kunt u denken aan licht, geluid, aanraken, pijn.

Verlies van bewustzijn ontstaat doordat de hersenstam ontregeld is. Dit deel van de hersenen is belangrijk bij het bewustzijn.

Er zijn 3 niveaus van verlies van bewustzijn:
  1. Laagbewuste toestand
  2. Vegetatieve toestand
  3. Coma
Uw kind is in één van deze toestanden gekomen.

afbeelding

Coma

Coma is de diepste vorm van bewustzijnsverlies. De diepte en de duur van een coma verschillen heel erg per patiënt. Een coma kan een paar minuten duren, maar ook dagen, weken of maanden. Dit hangt af van hoe ernstig de schade in de hersenen is.

Een coma kan ontstaan door schade in de hersenen. We kunnen een kind ook kunstmatig in coma brengen. Dit doen we dan om de hersenen van het kind rust te geven. Zo kunnen de hersenen beter herstellen. Hiermee proberen we toename van schade aan de hersenen zoveel mogelijk te voorkomen.

Bij bewustzijn komen

Een kind kan vanuit een coma niet in één keer weer helemaal bij bewustzijn komen. Dit gaat in stappen: van coma naar vegetatieve toestand, naar laagbewuste toestand, naar helemaal bij bewustzijn.

Soms blijft een kind steken in een bepaalde stap. Dan blijft het kind in deze toestand, en komt het niet meer helemaal bij bewustzijn.

afbeelding

Verwarde periode

Komt uw kind bij bewustzijn? Dan is uw kind waarschijnlijk eerst een tijd verward. Dit heet posttraumatische amnesie (PTA). Uw kind zit dan in de ‘PTA-fase'.

Tijdens deze periode:
  • Kan uw kind weinig of geen nieuwe informatie onthouden.
  • Heeft uw kind geen herinneringen van tijdens of na het ongeluk. Soms zijn er ook herinneringen van voor het ongeluk verdwenen. Het verschilt per kind hoe lang dit gat in het geheugen is. Dit kan een paar minuten zijn, maar ook meerdere dagen of weken.
  • Kan uw kind zich niets herinneren van het verlies van bewustzijn.
  • Heeft uw kind minder besef van tijd.
  • Kan uw kind zich anders gedragen dan normaal. Dit verschilt per kind. Uw kind kan bijvoorbeeld onverschillig, lusteloos, angstig of agressief zijn.
We kunnen niet goed voorspellen hoelang deze fase duurt. Als de PTA-fase voorbij is, kan uw kind weer informatie uit de omgeving opnemen. Uw kind kan zich mogelijk weer gebeurtenissen herinneren.

Een kind herinnert zich later niets meer van deze periode.

Mogelijk gevolg: niet aangeboren hersenletsel (NAH)

Uw kind heeft kans op ‘niet aangeboren hersenletsel’ (NAH). Dit is een gevolg van de schade aan de hersenen. NAH kan leiden tot:
  • minder goed kunnen bewegen
  • minder goed kunnen voelen
  • minder goed kunnen communiceren
  • minder goed kunnen leren
  • veranderingen in emoties
Deze veranderingen kunnen tijdelijk of blijvend zijn. De gevolgen voor uw kind hangen af van:
  • Hoe erg de schade is.
  • Waar de schade in de hersenen precies zit. De hersenen bestaan uit meerdere delen. Elk deel van de hersenen heeft een andere functie.
afbeelding
De hersenen bestaan uit verschillende onderdelen. Tussen haakjes staan voorbeelden van functies waarbij dat onderdeel betrokken is.

Afbeelding(en) gemaakt met BioRender.com


Over de behandeling

Wat is Vroeg Intensieve Neurorevalidatie (VIN)?

We gaan uw kind behandelen met Vroeg Intensieve Neurorevalidatie. Dit noemen we ook wel VIN. De behandeling bestaat uit een combinatie van prikkels en rust.
  • We geven uw kind zinvolle prikkels. Zo stimuleren we de zintuigen en de hersenen van uw kind. Denk bijvoorbeeld aan een het aanraken van uw kind of het laten horen van muziek.
  • We zorgen dat uw kind zo weinig mogelijk zinloze prikkels krijgt. Zo zorgen we dat de hersenen genoeg rust krijgen. Rust is heel belangrijk voor het herstel. We zorgen voor een goede verdeling tussen prikkels en rust.

Wat is het doel van de behandeling?

De doelen van de VIN-behandeling zijn:
  • Uw kind zo goed mogelijk bij bewustzijn brengen.
  • Het lichaam en de hersenen van uw kind zo goed mogelijk laten herstellen. We proberen de gevolgen van hersenschade (NAH) zoveel mogelijk te beperken.
    • We proberen bijvoorbeeld te zorgen dat uw kind zich weer zo goed mogelijk kan bewegen en communiceren.
We kunnen niet goed voorspellen hoe goed uw kind herstelt. Dit verschilt erg per kind. Dit betekent dat niet elk kind weer helemaal bij bewustzijn komt. En dat niet elk kind weer goed zal kunnen bewegen of communiceren.

Wanneer start de behandeling?

Over het algemeen herstelt een kind vooral in de eerste maanden na het hersenletsel. Daarom is het belangrijk dat we uw kind snel behandelen. Dan is er meer kans op herstel. We beginnen met de VIN-behandeling zodra dit mogelijk is. Dit hangt af van wat uw kind aan kan.

Persoonlijk plan

We maken een persoonlijk plan voor uw kind. In dit plan staat:
  • Welke prikkels we uw kind aanbieden. Dit hangt af van het niveau van bewustzijn (in coma, in vegetatieve toestand of in laagbewuste toestand). Ook hangt het af van de leeftijd van uw kind.
  • Een planning voor de dag. Hiermee zorgen dat uw kind een gestructureerd dagritme heeft. Ook zorgen we voor een goede verdeling tussen prikkels en rust.
Daarnaast bekijken we per dag welke behandelingen we geven. Dit hangt af van het programma van die dag en hoe het gaat met uw kind.

Wie behandelen uw kind?

We zorgen voor uw kind met een team van verschillende zorgverleners. Samen voeren we de VIN-behandeling uit. We spreken binnen het team af wie welke prikkels aanbiedt.

In het team zit altijd een revalidatiearts. Vaak zit er ook een kinderneuroloog in het team. Daarnaast zitten de zorgverleners hieronder in het team:

Verpleegkundige

De verpleegkundige is verantwoordelijk voor de dagelijkse zorg van uw kind.
  • De verpleegkundige biedt uw kind verschillende prikkels aan. Bijvoorbeeld door te wassen met een warme of koude washand.
  • Tijdens de verzorging probeert de verpleegkundige zo min mogelijk zinloze prikkels te geven. Soms lukt dit niet door omstandigheden op de afdeling. We bekijken dan wat de mogelijkheden zijn. Daarbij proberen we altijd te zorgen voor zo min mogelijk prikkels.

Fysiotherapeut

Onze kinderfysiotherapeut helpt uw kind met:
  • Het verbeteren van spierspanning.
  • Het behouden van beweeglijkheid.
  • Het tegengaan van stijve armen, benen en andere gewrichten.
  • Het ophoesten van slijm (als dat nodig is).
  • Het opbouwen van bewegen. Hiermee begint de fysiotherapeut wanneer uw kind dit aankan. De fysiotherapeut helpt uw kind dan met zitten, staan of lopen.
Daarnaast stimuleert de fysiotherapeut gerichte bewegingen en zintuigelijke reacties.

De fysiotherapeut overlegt met u. U krijgt uitleg over:
  • Het afwisselen van rust en activiteiten.
  • De juiste houdingen voor uw kind zijn. Bijvoorbeeld in bed, op een stoel of op schoot.
  • Hoe u uw kind kunt helpen met bewegen.

Logopedist

Onze logopedist helpt uw kind met:
  • Gevoeligheid in het mondgebied.
  • Reflexen in en rond het mondgebied (als dat nodig is).
  • Adviezen over de mondverzorging van uw kind.
  • Eten en drinken. In overleg kunt u hierbij helpen.
  • Communiceren. De logopedist zoekt naar mogelijkheden om voor uw kind om te communiceren.
De logopedist stimuleert intensief gerichte bewegingen en zintuigelijke reacties.

Medisch pedagogisch hulpverlener

De medisch pedagogisch hulpverlener:
  • Ondersteunt u in het omgaan met uw kind. Heeft u nog meer kinderen? Dan helpt deze zorgverlener hen hier ook bij.
  • Helpt bij het maken van een planning voor de dag. Daarbij zorgen we voor een goede verdeling tussen prikkels/activiteit en rust.
  • Biedt uw kind bepaalde prikkels aan. Zo stimuleert zij de verschillende zintuigen van uw kind (zien, horen, voelen, ruiken). Dit doet zij in overleg met u. Dit doet zij op de kamer van uw kind of in de snoezelkamer.

Ergotherapeut

De ergotherapeut:
  • Zorgt voor hulpmiddelen voor uw kind. Bijvoorbeeld een rolstoel voor de opbouw van zitten. Hiervoor werkt de ergotherapeut veel samen met de fysiotherapeut.
  • Denkt mee over hoe we uw kind goed kunnen stimuleren. Daarbij proberen we te zorgen voor activiteiten die van betekenis zijn voor uw kind.
  • Denkt mee bij het maken van een planning voor de dag. Daarbij zorgen we voor een goede verdeling tussen prikkels/activiteit en rust.

Wat kunt u zelf doen?

We zorgen samen met u

De VIN-behandeling doen we samen met u. U helpt uw kind door de adviezen hieronder toe te passen. Wij helpen u hierbij.

Adviezen voor het omgaan met uw kind

Tijdens de behandeling houden we ons zo veel mogelijk aan de ‘VIN-principes’. Dit zijn adviezen voor het omgaan met uw kind. Onze zorgverleners passen deze adviezen zoveel mogelijk toe.

Waarom deze adviezen?

Deze adviezen zorgen:
  • Dat uw kind de juiste prikkels krijgt.
  • Dat uw kind niet te veel zinloze of overbodige prikkels krijgt.
  • Dat uw kind genoeg rust krijgt.

De adviezen (VIN-principes)

Het verschilt per kind welke adviezen hieronder we toepassen. Dit hangt af van wat uw kind aan kan en in welk niveau van bewustzijn uw kind is. Dit bespreken we met u.

Help uw kind met oriënteren:
  • Stel uzelf voor wanneer u de kamer binnenkomt.
  • Vertel welke dag het is.
  • Vertel of het ochtend, middag of avond is.
  • Vertel wat u ziet gebeuren.
  • Wijs naar de lichaamsdelen van uw kind en benoem deze.
  • Laat van tevoren weten wat u gaat doen of wat uw kind zal ervaren.
  • Maak afwisselend van links en van rechts contact. Ga bijvoorbeeld de ene keer aan de linkerkant van het bed zitten, en de andere kant aan de rechterkant.

Help uw kind met het verwerken van prikkels:
  • Raak uw kind niet zacht aan, maar geef diepe druk. Strelen of aaien is een onduidelijke prikkel. Dit is moeilijk te verwerken voor de hersenen van uw kind. Daarom is het beter om uw kind duidelijk aan te raken. Dit is fijner voor uw kind.
  • Wissel inspanning af met rust.
  • Wissel inhoud van prikkels af. Bijvoorbeeld warm/koud, hard/zacht.

Help met het herstel van de zintuigen:
  • Toon grote contrasten. Bijvoorbeeld een zwart en een wit voorwerp.
  • Laat vertrouwde muziek horen. Laat muziek horen die uw kind al kende voor het hersenletsel.
  • Wissel geluiden af.
  • Laat uw kind vertrouwde geuren ruiken. Bijvoorbeeld deodorant, parfum of shampoo.
  • Benoem verschillen in temperatuur. Bijvoorbeeld tijdens het douchen of wassen.
  • Laat verschillende structuren voelen. Bijvoorbeeld ruw/glad, hard/zacht.
Zorg dat uw kind niet te veel zinloze prikkels krijgt:
  • Probeer meerdere prikkels tegelijk te vermijden.
  • Zorg dat uw kind niet te vaak radio of muziek hoort.
  • Laat uw kind geen televisie, of video's of games op een telefoon of tablet kijken.
  • Probeer niet met meerdere mensen tegelijk te spreken in kamer van uw kind.
  • Probeer niet met iemand anders over het bed heen spreken te praten.
  • Praat niet aan de telefoon op de kamer van uw kind.
  • Voer geen medische gesprekken aan het bed.
  • Beperk het bezoek van andere familie of vrienden.
  • Zorg dat er niet te veel verschillende mensen op bezoek komen.
  • Hang geen ballonnen en kaarten aan de muur. Dit kan leiden tot hallucinaties.

Vertraag:
  • Het kan zijn dat uw kind langzamer reageert dan u gewend bent. Wacht op reactie door in uw hoofd tot 10 te tellen. Herhaal dan pas de vraag, of stel een nieuwe vraag.
  • Tel hardop af voordat u iets gaat doen, bijvoorbeeld uw kind aanraken.

Communicatie:
  • Communiceer niet op basis van deze bewegingen van uw kind:
    • knijpen met de handen
    • het knipperen van de ogen
    • het opsteken van een vinger
Dit kan verwarrend zijn voor uw kind. Uw kind kan deze bewegingen namelijk zomaar maken. Het is dan geen vorm van communicatie.

In sommige gevallen maken we hier een uitzondering op. Dit gaat altijd in overleg met de logopedist.

  • Communiceer wel op basis van deze bewegingen van uw kind:
    • ja-knikken en nee-schudden
    • naar dingen kijken
    • iets aanwijzen.
U kunt deze bewegingen ook stimuleren bij uw kind.

Hoe begeleiden wij u?

We zorgen voor een goede begeleiding voor de directe familieleden van het kind (ouders, broers, zussen).

We betrekken u zoveel mogelijk bij de behandeling. Dit doen we natuurlijk alleen als de gezondheid van uw kind dit toelaat. En als u dit zelf fijn vindt.

We geven u ook uitleg over:
  • Hoe de hersenen werken.
  • Hoe de hersenen bij uw kind verstoord zijn geraakt.

Contact

Heeft u nog vragen?

Heeft u nog vragen? Stel deze gerust aan ons. U kunt uw vragen stellen aan de verpleegkundigen of een van de andere behandelaren.